Ik voel me soms als een computer

Ik voel me soms als een computer. Een laptop die altijd aan staat. Soms staat hij volledig aan, als er op gewerkt of gespeeld wordt. Dan verbruikt hij veel energie en moet hij regelmatig opgeladen worden. Als je even een tijdje niets doet, verschijnt er een screensaver. De computer draait nog wel, op de achtergrond. Dat bespaart energie, maar er is maar een klein tikje tegen de laptop nodig en hij staat meteen weer aan. Als je langere tijd niets doet, gaat de computer in de slaapstand. Nog steeds staat hij niet volledig uit, maar hij springt niet bij het kleinste tikje meteen weer aan. Soms moet je dan toch nog op het aan-knopje duwen of op de muis klikken. Dan springt hij alsnog weer aan en kun je weer verder waar je gebleven was. De slaapstand bespaart meer energie, maar zoals je weet, de accu loopt wel langzaam leeg.

Ik voel me soms als een computer


Het leven met een kind met een chronische aandoening voelt alsof ik een computer ben. Want eigenlijk sta ik altijd aan. Tijdens opnames of doktersbezoeken sta ik volledig aan. Maar vaak sluimert de aandoening op de achtergrond en afhankelijk van de situatie is een tikje genoeg om me weer compleet “aan” te zetten.

Twee weken geleden was er weer zo’n tikje. We hadden net ons jaarlijkse straatfeest gehad. Altijd gezellig, spelletjes op straat, een groot springkussen en een barbecue. Feest voor jong en oud. Dit jaar mocht oudste zoon voor het eerst wat langer blijven. Het voordeel als je de oudste bent.

Ik ben middelste en jongste zoon naar bed aan het brengen. Terwijl ik met middelste zoon bezig ben, hoor ik de voordeur en hoor ik oudste zoon huilend binnenkomen. Ik denk nog: “Nou zeg, was het zo leuk dat hij niet eens naar huis wilde?” Maar dan hoor ik manlief iets zeggen over pijn en bloed en het schiet door me heen dat er iets gebeurd is.

TIK
meteen sta ik aan

Ik weersta de neiging om meteen naar beneden te rennen en me overal mee te bemoeien. Manlief klinkt alsof hij alles onder controle heeft (want waarom zou hij niet alles onder controle hebben?) en heeft het helemaal niet nodig dat ik meteen met mijn neus overal bovenop ga staan. Hoewel hij het zou begrijpen, hij kent me langer dan vandaag.

Zodra middelste zoon ligt, ga ik ook naar beneden. Zoonlief blijkt te zijn uitgegleden toen hij bij het tafeltennissen nog even die laatste bal wilde halen. Onze fanatiekeling. Op de natte stoeptegels ging hij onderuit en nu heeft hij een gat in zijn knie en drie wondjes onder zijn kin. Manlief is op zoek naar pleisters. We bekijken samen de wondjes. En we twijfelen.

Was het jongste of middelste zoon geweest, dan hadden we misschien ook getwijfeld. Even.
De wondjes wijken namelijk wat. Moeten ze gehecht worden? Ze hebben ook niet ontzettend hard gebloed. Hard bloeden betekent schoon bloeden en dat is niet gebeurd. Goed met water gespoeld, betadine en een pleister erop, dat lijkt op zich een prima oplossing. Maar toch. Het gaat hier wel om oudste zoon. En met oudste zoon zijn we voorzichtiger. Sommigen vinden ons wellicht tè voorzichtig.

Maar dat is niet voor niks. Want één van de grootste risico’s bij oudste zoon is het risico op endocarditis. Als een bacterie bij hem de weg naar zijn hart vindt, hebben we – kort gezegd – een aardig probleem. Vuil in wondjes is vragen om problemen. En problemen, daar vragen we liever niet om. Die komen vanzelf ook wel, dus daar gaan we niet nog eens extra om vragen.

Wat is wijsheid? Wat is in het belang van oudste zoon? Als ik bel naar de huisartsenpost en ik vertel hen wat er met zoon aan de hand is, dan weet ik dat we mogen komen. De kans is ook groot dat we met antibiotica naar huis gaan. Voor de zekerheid. We moeten dus eigenlijk zelf al van tevoren beslissen of dit allemaal willen. Als we dat niet willen, moeten we ook niet bellen. Is het in het belang van oudste zoon om op zaterdagavond 9 uur nog naar de huisartsenpost te rijden? Of is een nachtje rust belangrijker?

“Haal Esther anders” zeg ik tegen manlief. Esther, onze buurvrouw is verpleegkundige. Zij kan misschien inschatten hoe ernstig de wondjes eruit zien. Gelukkig komt Esther even kijken. En met elkaar besluiten we dat we het hier even bij laten. We wassen de wond nog een keer en plakken er een pleister met betadine op. En wachten af.

Voor mij begint hiermee weer een periode van alertheid. De eerste dagen sta ik nog volledig aan. Ik hou (stiekem, hoop ik) nauwlettend in de gaten of hij geen koorts krijgt. Ik weet: zodra hij koorts krijgt, bel ik meteen de huisarts. Na een kleine week ga ik af en toe over op de screensaver. Maar de kleinste signalen werken als een tikje om me “aan” te houden. Want natuurlijk eet hij op een avond een keer zijn eten niet op. Terwijl hij àltijd zijn eten opeet. En terwijl niet-eten bij hem vaak een eerste signaal is van ziek worden. Zou het?

Maar er gebeurt verder niets. Het gevoel zwakt wat af. Na een kleine twee weken ben ik weer meer beland in de screensaver en blijf ik daar wat makkelijker. De tikjes raken me niet meer zo en ik sta niet bij alles meteen weer aan. Ik weet dat als de tijd verstrijkt en er geen tikjes meer komen, ik weer terug zal aanbelanden in de slaapstand. Tot een kleine of grotere tik me weer “aan” zet.

Want “uit”? Nee, “uit” sta ik nooit meer.

 

Warme groet,

Marianne Bauwens

(kinder)coach Prikkelpracht | Nieuwegein
Begeleiding en ondersteuning van gezinnen met een kind met een chronische aandoening

Wil je meer lezen van Marianne , je vind haar vorige blogs via deze link; http://relaxedopvoeden.nl/category/bloggers/marianne-bauwens/

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.