Littekens

Ik kijk naar de foto. Eén uur oud is hij daar. Of nog niet eens. Het is een foto waar ik dubbele gevoelens bij krijg. Elke keer als ik de foto zie. Ik zie donkere ogen. Het is overduidelijk oudste zoon. Als moeder herken je je kinderen op de babyfoto’s, hoeveel ze ook op elkaar lijken. Die bepaalde blik, een nuanceverschil. Ok, de ecg-stickers op zijn borstkas geven ook wel iets weg, die hadden zijn broertjes niet.

Littekens 

Ik kijk naar de foto. Ik weet dat hij het is en toch voelt het vreemd. Als ik naar het borstkasje kijk, klopt er iets niet. En dat is vreemd, want het is juist zoals het hoort. Maar toch ook weer niet. Op de foto zie ik ecg-stickers op een gaafborstkasje. En dat voelt vreemd. In al zijn onschuld is deze foto juist confronterend. Dit is namelijk één van de weinige foto’s zonder litteken.

Oudste zoon was 9 dagen oud toen hij werd meegenomen naar de OK. Er bleef van dat gave borstkasje weinig meer over. Een groot litteken ontsiert sindsdien zijn borstkas. Ontsiert, tja, noemen we het zo? Een tweede en derde operatie daarna maakten er soms een slagveld van. Zeker bij de laatste operatie toen hij 21 maanden was, kregen we te maken met drains die om de haverklap vervangen moesten worden. Dat betekent niet alleen een streep midden over je borstkas, maar ook plekken in vreemde vormen onderaan de borstkas. En die helen helaas niet zo mooi en netjes als die streep.

De littekens zijn inmiddels rustig. Er is al 7 jaar niets meer met die plekken gedaan en ze helen. Ik betrap me erop als we gaan zwemmen dat ik me afvraag of anderen het zien. Of anderen er naar kijken. Zelf ben ik blijkbaar alerter geworden. Niet bewust, want ik ga echt niet bewust bij anderen naar hun borstkas zitten staren. Maar het valt me wel sneller op als andere borstkassen niet zo gaaf zijn als “normaal”.

Ik zie ze bijna niet meer bij hem. Maar mijn blik is niet objectief natuurlijk. En soms komt dat besef ineens weer even binnen, dat de littekens mij niet opvallen. Dat ik bijna moet zoeken. En dat maakt me dan nieuwsgierig. Ik wéét dat ze er zijn, maar hoe kijkt een ander er naar? Zien zij überhaupt iets? We hebben er slechts één keer een vraag over gehad, toen hij één was. Maar dat mensen niks vragen, betekent natuurlijk niet dat ze het niet zien. Ik spreek ook niet iedereen aan bij wie ik iets zie.

Zelf wil hij er liever niets van weten. De littekens op zijn borstkas zijn niet de enige littekens namelijk. Er zitten littekens diep van binnen. Littekens die we niet zien, maar die we wel merken. En die wonden helen langzamer. Die littekens zijn nog niet zo rustig. Die hebben meer tijd nodig en misschien nog meer verzorging.

De foto laat zien hoe het had kunnen zijn. Met een gezond kind met een gaaf borstkasje. Dat maakt de foto confronterend. Het toont in één oogopslag het verdriet om wat had kunnen zijn en niet zo mocht zijn. Maar ik krijg vooral een vreemd gevoel bij de foto omdat ik er mijn eigen kind bijna niet in herken. Want mijn oudste kind hééft littekens. We kennen hem nauwelijks zonder. In de foto klopt iets niet, dit gave borstkasje hoort niet bij hem. Hij is wie hij is met en dankzij zijn littekens. Zonder de littekens zou hij er niet meer zijn. En zonder littekens voelt het niet compleet. Ze maken hem tot wie hij is.

Ontsierend? Misschien. Maar ze horen bij hem. Elk litteken heeft een verhaal. Ik heb er zelf ook een aantal. Op mijn hoofd van een val tegen de tafel als peuter. Glas geeft niet mee wist ik toen. Een gebroken hand omdat ik (iets te?) fanatiek naar een bal dook met volleyballen. Een blindedarmontsteking toen ik 7 was waar ik heel lang angsten aan heb overgehouden. Een keizersnee toen oudste zoon geboren werd. Ontsierend wordt het pas als je het verhaal dat bij het litteken hoort niet wilt of kunt vertellen. Als je baalt van het verhaal bij het litteken, dan baal je ook van het litteken, omdat dat je constant herinnert aan wat er is gebeurd. En als je dat liever ontkent, is zo’n zichtbaar litteken natuurlijk niet iets waar je op zit te wachten.

Trots op littekens? Ik weet dat het kan. Ik weet dat er mensen zijn die er trots op zijn en dat vind ik mooi om te zien. Maar het hóeft niet. Ik ga mezelf geen geweld aandoen omdat ik vind dat ik trots moet zijn. Of omdat ik denk dat anderen vinden dat ik er trots op moet zijn. Ik heb niks voor zijn littekens gedaan, dat hebben de geweldige professionals in het ziekenhuis gedaan. Het enige dat ik kan doen voor mijzelf en voor mijn zoon, is om het verhaal dat bij het litteken hoort te accepteren en het er te laten zijn. Met alle emoties die daarbij horen.

Oudste zoon loopt in de tuin, met ontbloot bovenlijf. Hij speelt met zijn broertjes. Drie blote borstkasjes, waarvan één met een verhaal. Ik zie het wel en tegelijkertijd ook niet. Het is er, het mag er zijn. Soms triggert het weer even iets, vaak ook “is” het er gewoon. En natuurlijk had ik liever 3 jongens met gave borstkasjes in de tuin zien spelen. Dat zou hem (en ons) veel angsten en verdriet hebben bespaard. Maar ik ben dankbaar dàt ik 3 jochies zie springen op de trampoline. Met én zonder littekens.

Littekens, we hebben ze allemaal. Zichtbaar en onzichtbaar. Hoe we omgaan met het verhaal àchter het litteken is hoe we het litteken zullen ervaren. Als ontsierend en bang dat iedereen het zal zien. Als iets dat er is en dat eigenlijk nauwelijks opvalt, omdat het er gewoon bij hoort. Of wellicht zelfs als versiering, iets dat je met trots (uit)draagt.

Als versiering kan ik ze niet zien, wel als onderdeel van ons verhaal. En ik hoop dat hij dat ook gaat ervaren. Zijn litteken is een uitnodiging om deel te nemen aan het feest dat leven heet. De uitnodiging is stap 1, het feestje tot een succes maken moet je zelf doen.

Het leven kàn een feestje zijn, je moet alleen wel zelf de slingers ophangen

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.