Ik voel me onrustig. Het geeft niet, het is er gewoon. Ik hou er rekening mee, maar ik laat het niet alles bepalen, voor zover dat lukt.
Nog drie dagen. Ik zal blij zijn als het weer voorbij is. Aankomende maandag hebben we de jaarlijkse controle van oudste zoon bij de cardioloog. Zo’n drie maanden geleden belde ik naar de poli om de afspraak te maken. Gewoon routine. Ik moet er aan het eind van de winter altijd weer even om denken om te bellen. Zo van, o ja, in april of mei moeten/mogen we weer.
Voor elke controle ben ik altijd wel wat gespannen. Vooral omdat we met ons verstand wéten wat er allemaal speelt rondom dat hart. Dat we wéten hoe ernstig de aandoening is. Maar dat we dat in het dagelijks leven niet of nauwelijks zien. Wat er is en wat we zien zijn dus twee compleet verschillende werelden. Het is altijd spannend hoe die binnenkant er dan toch weer uitziet. En dan hou ik me altijd vast aan de gedachte dat wanneer die buitenkant er toch zo gunstig uitziet als in ons geval, het aan de binnenkant waarschijnlijk ook wel zal meevallen. En dat er vast geen hele gekke dingen bij de controle aan het licht komen.
Maar nu lijkt die buitenkant de laatste maanden ook een beetje te haperen. In maart werd oudste zoon geveld door griep. Niet dramatisch meteen, maar hij heeft een week flink koorts gehad en was echt uit zijn doen. Hoestte enorm, kampte met een oorontsteking. We wachtten af of zijn lichaam het zelf kon. In het verleden had hij eigenlijk altijd antibiotica nodig om net over die hobbel te komen, leek het dan. Maar nu leek het alsof het lichaam het toch zelf kon oplossen. Al ging het herstel moeizaam.
Ja, hij kon wel gewoon naar school. Ja, hij ging ook wel naar de voetbal. Maar hij leek zich voort te slepen. Klaagde over hoofdpijn. Over een beetje duizeligheid. Over vermoeide benen. En ik onderdrukte toch een wat opkomende paniek. Hield hem in de gaten, maar wilde zijn lichaam ook vertrouwen geven. Niet meteen ingrijpen, maar tot hoe ver? Een stukje loslaten, maar wel een vinger aan de pols. Een moeilijke balans.
Toen hij in de pauze op school niet eens meer naar buiten ging omdat hij te moe was, belde ik naar de poli. Of ik anders misschien een belafspraak met de cardioloog kon krijgen. De policontrole was nog 6 weken, ik vond het net te lang. De poli verwees me terug naar de huisarts. Als de huisarts dacht dat het cardiaal was, moesten we via hem maar richting cardioloog. Zucht. Gelukkig nam de assistente me serieus en kon ik dezelfde middag nog bij de huisarts terecht. Een unicum, want vaak kan dat niet. Maar “ernstige hartaandoening” in je dossier opent toch ook deuren.
De huisarts deed de routine controles, maar hoorde niets vreemds. Gelukkig geen longontsteking bijvoorbeeld. Hij vermoedde dat het lichaam gewoon nog hard aan het werk was om te herstellen van de griep. Hebben wij zelf ook. Als je flink ziek geweest bent, kun je je nog een paar weken lamlendig voelen. Moet je toch weer een beetje conditie opbouwen. Hij wilde wel de lijntjes kort houden. Als de klachten de week erna niet verdwenen waren, dan moest ik nog een keer bellen en dan zou hij willen overleggen met de cardioloog en een bloedonderzoek willen doen.
Ik hield zoonlief nauwlettend in de gaten. Maar hij ging weer gewoon buiten spelen. Klaagde niet meer zoveel over vermoeide benen. Duizelig? Nee hoor mama, waar heb je het over. De klachten leken af te nemen. Toen kreeg eerst zijn ene broertje buikgriep, vervolgens nummer 2 en als afsluiter mocht ik ook zelf nog even meegenieten van deze rondwarende buikgriep, waardoor de aandacht verlegd werd naar andere gezondheidsperikelen.
En nu gaan we aanstaande maandag dus op de geplande controle. Ik ben blij, want ik ben niet gerust. Twee weken vakantie waren heerlijk. Buitenspelen doet hem goed. Maar ik hoor hem al maanden hijgen. Als hij inspant en praat, is hij nauwelijks te verstaan door het gehijg. Als hij de trap oploopt hoor ik hem puffen. Ik vind hem kortademiger dan eerst. Hij vindt sport ineens niet meer zo leuk. En klaagt af en toe met naar school fietsen ’s ochtends toch weer over vermoeide benen.
De buitenkant is minder stabiel dan andere jaren. En dat jaagt me angst aan. Angst dat de realiteit ons gaat inhalen. Al die jaren die zo boven verwachting goed gingen, het leek bijna te mooi om waar te zijn. Is dat dan ook zo? Is het nu dan toch de aandoening die hem beperkingen gaat opleggen? Gaan we dan toch in het dagelijks leven meer van zijn aandoening merken? Gaan zijn klachten verklaard kunnen worden door wat ze straks op het ECG filmpje of de echo zien? Zou er iets gezien worden waar ook iets aan kan/moet gedaan worden? Moet onze kop uit het zand? Of is het slechts het herstel van die griep, gewoon klachten die een ander ook zou hebben maar die bij hem net iets ernstiger zijn vanwege zijn hart? Ik ben bang voor wat er uitkomt.
Het is vol in mijn hoofd. Al jaren lang probeer ik anderen te helpen met hun angsten en onzekerheden. Weet ik het voor anderen heel goed. Maar zelf worstel ik er ook nog steeds mee. Want het blíjft gewoon. Toch merk ik verschil met een aantal jaar geleden. Dan kon ik me ook nog druk maken over het druk maken. Nu kan ik mezelf meer van een afstandje bekijken. Zie ik mijn angst, maar ik bèn het niet. En ik snap ook dat die angst er is, want het is heel logisch. Ik voel dat het spieren laat aanspannen in mijn lichaam en zodra ik het voel, kan ik bewust ontspannen. Ik heb er een dagtaak aan, maar goed ;-p
Ik word niet meer boos op mezelf. De angst en onzekerheid ìs er. Ik wil er niet het hele weekend nog mee bezig zijn. Dus ik kijk er naar en stop het weer terug in zijn hok als het te groot wil worden. Hup, in je mand. Aan de ketting. En als ik het echt even kwijt moet, nou, dan schrijf ik toch gewoon een blog 😉